De roman speelt rond 1960 en gaat o.a. over Vlaamse collaboratie met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog, hier gepersonifieerd in de (niet-historische) 'leider' Crabbe. Hoofdpersoon is de leraar (Engels-Duits) De Rijckel, die vanuit het gekkenhuis verslag doet van zijn leven en van zijn belevenissen met Vlaamse fascisten (door wie hij per ongeluk wordt aangezien voor een kenner van de 'Groot-Nederlandse beweging'). Interessant zijn de perspectiefwisselingen die Claus de ene hoofdfiguur laat opschrijven. De mythologische verwijzingen en de exuberante stijl die Claus hanteert vervolmaken een van de beste romans van de Vlaamse schrijver (1929-2008). Gebonden; vrij kleine druk, krappe marge